Groeven als leefomgeving
Wanneer we mineralen ontginnen, veranderen we de natuur en het landschap. Onze ontginningsactiviteiten gebeuren met de grootst mogelijke zorg en houden rekening met de bestaande biodiversiteit op de site. Tal van dieren en planten halen ook voordeel uit onze activiteiten dankzij de grote verscheidenheid aan leefomgevingen die ontstaan tijdens de ontginning.
Deze ecologische niches bieden dieren en planten een schuiloord dat ze tegenwoordig nog maar zelden aantreffen buiten onze groeven. Enkele voorbeelden van dergelijke soorten zijn: de oeverzwaluw, de bijeneter, de oehoe, de slechtvalk, de geelbuikvuurpad, de rugstreepvuurpad en de bijenorchis en andere zeldzame orchideeën.
Voordat een terrein vrijgemaakt wordt voor ontginning moet HeidelbergCement een milieueffectenstudie opstellen. Om een vergunning te verkrijgen moet een gedetailleerd plan na gebruik opgesteld worden dat nieuwe vormen van rehabilitatie en renaturatie beoogt. Door waardevolle leefomgevingen te vrijwaren en te creëren worden de fauna en flora rondom de groeve bevorderd.
Leefomgevingen met unieke leefomstandigheden
Om het natuurherstel en de rehabilitatie van een groeve op correcte wijze te bewerkstelligen moet er voldoende kennis vergaard worden over de afzonderlijke leefomgevingen en de leefomstandigheden die ermee samengaan. De grote verscheidenheid van leefomgevingen waarin planten en dieren zich vestigen kan onderverdeeld worden in de volgende types:
- Watergebieden (zoals meren of vijvers)
- Open gebieden met rotsachtige bodem (rotswanden of puinhellingen)
- Drassig weidegebied (zoals beddingen en drassige weiden)
- Schrale weidegebieden (zoals verwaarloosd, halfdroog en droog grasland)
- Bosachtige plantengebieden (bijv. hagen of struikgewas)
- Bosgebieden
- Zwerfbiotopen